Vechten - opgraving0000.0011

 

 Literatuur

 

- Wynia, S.L., "De rieten hut en andere verhalen.". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 1990, blz. 9-38 (Betreft: "Ruim anderhalve eeuw archeologisch onderzoek te Vechten." Het castellum staat centraal in de onderzoeken, evenals de opeenvolgende onderzoekers sinds 1870. Enkele opmerkelijke passages:
blz. 19-20: "Een van de belangrijkste vondsten tijdens de fortbouw gedaan is ongetwijfeld de inscriptie met de Romeinse plaatsnaam FECTIO; in geen van de in dit overzicht gemelde correspondentiestukken is hij vermeld. Wel wijdt Leemans er dadelijk enkele binnen- en buitenlandse publicaties aan, die zeker mee hebben geholpen bij de beeldvorming omtrent de rol van Vechten in de geschiedenis van de Romeinse tijd noot 45."
Noot 45: "C. Leemans, 'Drei neu entdeckte römische Inschriften', Bonner Jahrbücher, 47/48 (1869) 160-164. Leemans stelt reeds hier dat het Fletio(ne) van de Tabula Peutingeriana een verschrijving is van het nu op een inscriptie gevonden Fectio(ne)."
blz. 22-23: "De in vorig jaar [1892] gevonden cylinder/boomstam blijkt een schuit. Deze zal nauwkeuriger onderzocht worden. Tegenslagen bleven niet uit: een verstopt rakende pomp, hoogwater dus, een instortende putwand, en dan, als van het binnengedeelte van de schuit een tekening gemaakt kan worden, kan de tekenaar niet op die dag komen, en bovendien komt de 'photograaph' de volgende dag pas 's middags. Dan gaat de stoommachine van de pomp stuk, de tussendam breekt, evenals de schuit, die 'in een desperaten toestand' geraakt. Jesse tracht na de catastrophe de schuit weer zo goed mogelijk in de vorm te zetten. Geheel vrij komt het schip niet: de fotograaf wil gedurende de tijd dat hij zijn voorbereidingen treft voor de opname de arbeiders er niet bij hebben. Het minst beschadigde deel van de schuit komt op de foto niet uit, het staat onder water. Het lijkt Jesse niet mogelijk het oude vaartuig in zijn geheel boven de grond te halen, de schuit is slechts over 10 m ontgraven, de voorsteven zat te dicht bij de balken waarop de pomp stond. Het had wel met geweld gekund, 'doch wat heeft men aan een hoop spaanders waaruit men zich immers toch geen vorm van een vaartuig voor oogen kan stellen, evenmin als men bij het aanschouwen van een hoop stenen zich een voorstelling kan maken van de uitwendige gedaante van een huis.' De losse planken gaan mee, de rest wordt op zijn plaats gelaten. Voor een tekening van de schuit wordt Koene opgetrommeld. Pleyte geeft nog opdracht naar de achtersteven te zoeken, maar gaandeweg wordt het te gevaarlijk: als de put 6 m diep is, gaan de arbeiders eruit, en een half uut later stort de zaak in noot 55."
Noot 55: "R. Jesse, van 1894 - 1907 conservator RMO. Over de schuit recentelijk uitgebreid M.D. de Weerd, Schepen voor Zwammerdam (z.pl., 1988) 184-194."
blz. 38: Bij een onderzoek in 1970, voorafgaande aan het aanleggen van een oprit, werd een ONO-WZW stromende Romeinse Rijn aangesneden. "Na het midden van de derde eeuw baant zich nogmaals een smalle snelstromende geul een doorgang. Over deze geul tenslotte wordt, vermoedelijk in de achtste eeuw een tufstenen weg aangelegd (dam?), die nodig was toen in deze tijd Vechten als steengroeve voor de Utrechtse kerkenbouw" ging fungeren."